
Volgens beleidsmakers hebben grote steden de toekomst. Ze groeien hard en de burgemeesters zijn de nieuwe onderkoningen in ons land. Stadsbewoners vertellen, geforceerde, enthousiaste verhalen over dat leuke kroegje of Turkse bakker om de hoek. Alsof je daar dagelijks je ochtendkrantje zit te lezen. Mijn twee zoons wonen hartje zo’n stad: Turfmarkt Den Haag.
Dat wonen is niet zonder ongerief. Eindeloze bouwwerkzaamheden, een patatzaak met de luchtafvoer naast je raam, 6 uur ’s ochtends laad- en losverkeer het zijn maar een paar voorbeelden van de grote stad.
Om bij hun huis te komen moet je een openbare trap op. Die trap is woonhuis van een bont gezelschap. Zwervers plassen en schijten er. Drugsgebruikers werken er aan een snelle dood en bouwvakkers gebruiken het als pissoir. Zeikwijven zullen er in de toekomst ook hun plek vinden denk ik zo.
Klagen? No use.
De gemeente roemt zijn prestigieuze “Haagse loper” waar de trap aan ligt en bekommert zich niet over de aftakkingen.
Politie scheurt op MTB’s door de “Haagse loper” en verdommen het af te stappen.
De verhuurder maakt het elke dag schoon op kosten van de bewoners. Hof Rijnland gaat alleen maar voor de huurpenningen. Woongenot interesseert ze niets. Daarom moesten we in het verleden een eind maken aan sociale woningbouw.
Ik ben blij dat ik niet in de grote stad woon. Herrie, oververhitting, fijnstof, poep, pis en zwerfvuil. Ik mis het niet.